Geschiedenis van de gemeente en het kerkgebouw
Wekelijks komt de gemeente samen in de Sint Stevenskerk. Deze kerk is in het midden van het dorp gebouwd om te accentueren waar het om gaat in het leven: de ontmoeting met de levende God, onze Schepper.
Foto's: Rijksmonumenten
De geschiedenis van de Stevenskerk, van de 9e eeuw tot de 21e eeuw .
Veel inwoners van Werkhoven kunnen zich hun dorp niet kunnen voorstellen zonder de oude kerk. Deze staat er sinds het jaar 900. De oude kerk, waar in het dorp nog wel verhalen over verteld worden. Zo weten oude inwoners nog te vertellen van een grafkelder die instortte waarna er een groot gat ontstond. Zo groot dat er een karrevracht zand voor nodig was om het gat te dichten. Volgens sommige was deze ruimte de ingang tot een eeuwenoude tunnel ...
De klokkenluiders van weleer vergaten vast nooit meer het moment dat de zware klepel tijdens het luiden dwars door de houten vloeren van de torenverdiepingen naar beneden stortte.
De vroegste mededeling over het bestaan van de kerk te Werkhoven, toen genaamd Werkundia, is van de achtste of eerste helft van de negende eeuw. De kerk werd toegewijd aan Sint Stefanus, een heilige die in het Frankische Rijk in zeer hoog aanzien stond. Nog voor 850 schonk de Frankische koning de Stevenskerk met bijbehorende goederen aan de bisschop van Utrecht zodat die zijn machtsgebied kon uitbreiden.
Na de invasie van de Noormannen, rond de tweede helft van de negende eeuw, slaagt de bisschop er in zijn rechten op de Sint-Stevenskerk opnieuw te doen gelden en kan hij over de kerk beschikken volgens het heersende “eigenkerkrecht”. Dit houd in dat de inkomsten van de kerk naar de kas van de bisschop gingen en dat de bisschop de pastoor benoemde. In 1239 verkocht de bisschop de kerk en haar goederen aan de Sint-Servaasabdij in Utrecht.
Rond 1100 wordt de houten kerk vervangen door een kerk van tufsteen. De indruk die het eerste stenen gebouw in Werkhoven in de vroege middeleeuwen op de plaatselijke bevolking gemaakt moet hebben, zal overweldigend zijn geweest. Het imposante kerkgebouw was representatief voor de glorie van de kerk en voor de kerkelijke en wereldlijke macht van de bisschop die in de elfde en twaalfde eeuw op haar hoogtepunt was.
In de late middeleeuwen was er van de bezittingen die bij de kerk hoorden niet veel meer over. De pastoor is ingetrokken in een boerenhofstede van de kerk en voorziet in zijn levensonderhoud door een stuk land eigenhandig te bewerken. De kerk was arm, maar dankzij de vrijgevigheid van de plaatselijke adel konden er aan het kerkgebouw toch een aantal verfraaiingen plaatsvinden. En nog voor 1500 doet de abdij weer afstand van de kerk.
In 1580 besluiten de Staten van Utrecht dat de kerk voortaan gebruikt zal worden voor hervormde godsdienstbeoefening. In die tijd komt het regelmatig voor dat priesters hun loopbaan voortzetten als dominee. Zo ook pastoor Gilles Peterssz in Werkhoven. Hij is al 20 jaar pastoor in Werkhoven maar hij kan de autoriteiten niet van zijn kwaliteiten als predikant overtuigen waarmee zijn ontslag een feit is. De eerste jaren na de hervorming staan de predikanten er in Werkhoven helemaal alleen voor. Zo heeft ds. Werner Conraedsz. het in 1606 zwaar te verduren. De notabelen in het dorp stellen alles in het werk om hem van zijn stuk te brengen. Zo verstoort de schout een aantal keren de eredienst door met zijn schuldboek de kerk binnen te stappen en luidkeels de aanwezige hoogwaardigheidsbekleders bij zich te roepen. Verder preken is dan voor de dominee onmogelijk. Uiteindelijk zijn de predikanten erin geslaagd een hechte protestantse gemeenschap te vormen.
In de Franse tijd (rond 1798) wordt bepaald dat de hervormde gemeente alle kosten moet dragen voor het onderhoud van de kerk. De kerktoren wordt aan de burgerlijke gemeente overgedragen. De hervormde gemeente verdient aan de toren door het luiden van de klok maar heeft er geen onkosten aan. Daar komt de schout tegen in opstand waarna bepaald wordt dat het onderhoud voortaan uit de inkomsten van de kerk moet worden betaald. De toren blijft echter eigendom van het gemeentebestuur.
Het heeft niet veel gescheeld of de toren was in 1830 samen met het koor met de grond gelijkgemaakt. De toenmalige (dubieuze) burgemeester De Vriendt vindt dat het koor en de toren moeten worden gesloopt en de opbrengsten gedeeld tussen hem en de kerkvoogdij. De kerkvoogdij vertrouwt dit niet en laat dit onderzoeken. De burgemeester blijkt de kerkvoogdij te manipuleren en vooral uit te zijn op persoonlijk financieel gewin. De burgemeester beland in de cel en de toren blijft behouden. In hetzelfde jaar besluit de kerkvoogdij de ladder in het schip die naar een deuropening op de eerste verdieping van de toren leidt te vervangen door een eigen opgang in de toren zelf. In de toren wordt een trap getimmerd en er wordt een opening gehakt in het stenen gewelf om zo op de eerste verdieping uit te komen. De doorgang tussen kerk en toren wordt dichtgemetseld.
In 1860 besluit de gemeente dat onder de toren een gevangenis moet komen. De plaatselijke aannemer metselt achterin een stevig hok met solide deur waarachter de arrestanten, in het pikkedonker, ongestoord tot inkeer kunnen komen. Na een paar jaar is het hok weer verwijderd. In 1860 wordt ook duidelijk dat de toren een opknapbeurt nodig heeft. De burgemeester herinnert de kerkvoogdij aan het besluit dat de kerkvoogdij voor dit onderhoud op moet draaien. Dit was niet op te brengen door de kerkvoogdij. Gelukkig brengt baron Van Heeckeren uitkomst. Hij wil de kosten van de reparatie op zich nemen als zijn schenking niet de burgerlijke, maar de kerkelijke gemeente ten goede komt. Het dorpsbestuur ziet in dit voorstel een goede gelegenheid om op voordelige manier van de toren af te komen en stemt onmiddellijk toe. In de akte van overdracht wordt bepaald dat de hervormde gemeente de klok en het uurwerk moeten onderhouden zodat deze gebruikt konden blijven worden "overeenkomstig hun bestemming".
Bouwstijlen en verbouwingen door de jaren heen
Tussen de 8ste en de 11de eeuw ontstonden aan de zuidzijde van de Kromme Rijn, veelal in de binnenbochten, kleine gestrekte brinkdorpen: Bunnik, Odijk, Werkhoven en Cothen. Alleen Werkhoven bezit nog een romaanse kerk uit deze beginperiode. De eerste kerk die hier rond het jaar 900 werd gebouwd was waarschijnlijk nog opgetrokken uit plaatselijk beschikbare materialen zoals hout en gewijd aan Sint Stefanus. Rond het einde van de elfde eeuw wordt het houten gebouw vervangen door een gebouw dat uit geïmporteerde tufsteen is opgetrokken. Omdat de invoer van deze tufsteen uit de Eiffel hoge kosten met zich meebrengt, waren gebouwen van steen in die tijd zeldzaam.
De Stevenskerk heeft de meest rijk gedetailleerde natuurstenen toren uit de middeleeuwen die Nederland nog bezit. De kerk is van romaanse oorsprong en is versierd met lisenen en rond- en keperboogfriezen. In ongeveer 1480 krijgt de kerk een gotisch uiterlijk en in 1830 volgde een verbouwing in neogotische stijl. Sinds een restauratie in 1995 is de tufsteen van de noordmuur weer zichtbaar.
Van de romaanse kerk heeft alleen de toren nagenoeg ongeschonden de eeuwen getrotseerd. Van het romaanse schip valt op het eerste gezicht niets meer te bespeuren. Toch is het grootste deel van het schip bewaard gebleven en zijn romaanse decoraties nog terug te zien al zijn zij niet meer compleet. De muren zijn in de loop van de tijd een meter verlaagd waardoor de friezen verloren zijn gegaan. In de romaanse oostgevel van het schip werd in de late middeleeuwen een spitsboog uitgehakt, deze is nu nog te zien achter de kansel in de kerk.
De zuidgevel wordt in de negentiende eeuw tot de fundamenten toe afgebroken en uit het afbraakmateriaal op dezelfde plaats weer opgetrokken. Van het romaanse koor is niets bewaard gebleven daar is de consistorie voor in de plaats gebouwd.
In 1860 wordt de gevangenis in de toren gemetseld en word duidelijk dat de toren een grondige opknapbeurt nodig heeft. Baron Van Heeckeren heeft de kosten van de reparatie op zich genomen en als herinnering is een steen met zijn wapen in reliëf op de buitengevel geplaatst. Verder schenkt de baron een orgel waarop ook zijn wapen prijkt.
In 1914 schenkt de baron nog een groot bedrag (1000 gulden) voor onderhoud aan de toren. Sommige tufsteen stenen zijn weggesleten en moeten worden hersteld. Er is te weinig geld om alles in originele staat te doen en veel wordt met cement dichtgestreken. In 1950 wordt er subsidie verstrekt voor herstel van de torenspits. In 1982 komt er nieuw meubilair in de kerk alleen de banken links en rechts van de kansel blijven staan.
Rond 1985 zijn de consistorie en kerk van binnen nog grondig opgeknapt door een groot aantal vrijwilligers. Het tongewelf in de kerk werd vervangen, de muren opnieuw aangesmeerd en de plavuizenvloer werd opgehoogd.
Zo krijgt de Stevenskerk de vorm en uitstraling die het nu nog heeft en waar de hervormde gemeente elke zondag nog samenkomt.
bron: De Oude of Sint-Stevenskerk te Werkhoven, Drs. Gerrit Vermeer. foto's: André van Dijk